Woorden, daar begint het mee. Het belang van sterk woordenschatonderwijs voor laaggeletterde anderstalige jongeren.

(Laaggeletterde) anderstalige jongeren moeten op korte tijd een heleboel woorden leren. Maar welke woorden krijgen voorrang? Hoe leer je woordenschat best aan? En hoe zorg je ervoor dat de leerlingen de woorden niet alleen begrijpen, maar ook kunnen gebruiken?

Programma

In deze sessie gaan we dieper in op het belang van een rijke woordenschat voor wie in een tweede taal leert lezen en schrijven. Aan de hand van enkele kritische vragen lichten we concrete richtlijnen van effectieve woordenschatinstructie toe:
- Welke woorden verdienen voorrang?
- Hoe breng je woordenschat het best aan?
- Waarom volstaat een brede woordenschat niet, maar is ook de diepte belangrijk?
- Hoe kan je laaggeletterde jongeren woordenschat actief laten inoefenen?
- Waarom moet je ook aandacht schenken aan woordleerstrategieën?

Elke richtlijn wordt rijkelijk geïllustreerd met concrete werkvormen en getuigenissen uit de klaspraktijk.

Deze workshop vertrekt vanuit het onderwijs aan laaggeletterde jongeren, maar is ook voor leerkrachten Okan en basiseducatie interessant.

Doelstellingen

De deelnemers
- kunnen kritisch kijken naar het woordenschataanbod van hun eigen cursus of leergang;
- kunnen voor hun doelgroep relevante woordenschat selecteren;
- kennen de nadelen van het aanbrengen van woordenschat in enge thema’s;
- kennen het verschil tussen een brede en diepe woordenschat;
- kennen verschillende activerende werkvormen die een brede en diepe woordkennis faciliteren;
- kennen het belang van woordleerstrategieën voor laaggeletterde leerlingen en kunnen dit vertalen naar de klaspraktijk.

Doelgroep

Leerkrachten NT2.

Begeleiding

Marit Trioen, lesgever aan laaggeletterde anderstalige jongeren bij OKAN Sint-Niklaas, wetenschappelijk medewerker aan de Antwerp School of Education.

Praktisch